Zodra we elkaars hand geschud hebben, lopen we meteen de tuin in. Die bestaat uit een oud schoolplein met tafels, stoelen en parasols met daar omheen een -voor mijn lekenoog- grote wildernis. Hier staan droge en uitgebloeide planten tussen jong, vers groen dat net boven de aarde komt uitpiepen. “Dit is mijn laboratorium,” lacht Roua Alhalabi, expert in natuurlijke textielverf.
“Dit is Japanse indigo,” wijst ze naar een bak met jonge groene planten. “En dat is Europese indigo. Daar staan de nieuwe planten tussen de oude planten in, omdat ik wil weten of ze elkaar helpen met groeien. In het eerste jaar kan je pigment oogsten uit de blaadjes, maar in het tweede jaar gaat alle energie van de plant naar de bloemen en zaden. Je oogst dus om het jaar en kan drie keer oogsten van één indigoplant.”
Ik krijg een enthousiast minicollege in plantenkunde en plantaardige textielverf over me heen gestort. “Kijk, deze plant heeft luis: die laat ik zitten, omdat ik benieuwd ben wat dat betekent voor de kwaliteit van de zaadjes. Als je een hectare met indigoplanten gaat verbouwen bij een boer, dan kan dit immers ook gebeuren, dus dan moet je weten wat het effect is.”
Naast het maken van natuurlijke textielverf, is Roua vooral bezig met onderzoek. Ze wil weten hoeveel ruimte de planten nodig hebben. Wat er in de aarde moet zitten. Welke planten bij elkaar kunnen groeien. Hoe ze elkaar kunnen versterken in hun groei of ervoor kunnen zorgen dat er minder water nodig is. Wat ze met dode planten kan doen, of ze die nog ergens voor kan gebruiken. En wat het voor de kleur betekent als ze verschillende soorten indigo met elkaar combineert.
Maar het gaat niet alleen over indigo (de blauwe kleur van je spijkerbroek), maar ook over kaasjeskruid (roze, paars), de schillen van walnoten die ze in de zon laat fermenteren (bruin), meekrap (rood) en rozemarijn (geel, groen, roze en beige) en zelfs druiven die ze gebruikt om azijn van te maken om de kleuren in het textiel mee te fixeren en nieuwe materialen mee te maken.
In de tuin staan tussen het gras, vol in de zon, zes witte emmers met blauwe deksels. Als ze het deksel voor me optilt, zie ik een soort bruine modder. “Dat is indigo!” zegt ze lachend. “Kijk maar,” wijst ze naar de blauwe randen van de emmer die net boven de ‘modder’ uitpiepen. “Het is aan het fermenteren, want ik wil zien wat er dan met de textielverf gebeurt.”
Van het laboratorium in de tuin lopen we naar haar atelier op de eerste verdieping van dit oude schoolgebouw waar nu creatieve ondernemers huizen, maar waar ooit werd lesgegeven over textiel. “Grappig he,” lacht ze. Maar dan op serieuzere toon: “Die kennis die we vroeger hadden over het plantaardig verven van textiel is helemaal verloren gegaan. De meeste mensen reageren verbaasd als ze horen dat we hier op braakliggende stukjes land in Amsterdam Nieuw-West indigo verbouwen om kleding mee te verven. Maar heel vroeger werd indigo hier ook al verbouwd.”
Voor de industriële revolutie was het natuurlijk verven van textiel een gerespecteerd ambacht. Zo werd textiel op de Groenburgwal in Amsterdam groen geverfd met behulp van wede en stond er bij de Muiderpoort een hele fabriek die textiel rood verfde met behulp van meekrap. Ook in Leiden, de Lakenstad, kleurde het water van de rivieren rood dankzij het natuurlijk kleuren met meekrap. Maar met de komst van synthetische textielverf en de globalisering verdween het ambacht uit de steden en zelfs uit Nederland. Verven van textiel gebeurt nu meestal in verre landen waar de lonen laag zijn.
Synthetische textielverf zit vol chemicaliën die schadelijk zijn voor het milieu en de volksgezondheid. Dat geldt niet alleen voor de mensen die onze kleding vaak onbeschermd verven, maar ook voor degenen die het dragen. Zo kan je er huiduitslag van krijgen. “Elke keer als je synthetische geverfde kleding wast, komen er chemische verfstoffen in het water. Maar ook als je zweet gebeurt dat en zo komt het in je huid,” legt Roua uit.
Gelukkig neemt de interesse voor het plantaardig en natuurlijk verven van textiel de laatste jaren toe en maken duurzame modemerken zoals New Optimist en Joline Jolink al gebruik van de natuurlijke textielverf en kennis van Roua. “Er is inmiddels ook interesse vanuit Duitsland en Brussel,” vertelt Roua. “Maar die merken willen graag een grotere productie.”
“Dat kan,” zegt Roua. “Maar we moeten even kijken hoe, want ik wil het ecosysteem niet schaden. Dus ik wil geen monocultuur en ik wil zo weinig mogelijk water gebruiken en het water na het verven ook filteren. Dat kan bijvoorbeeld met behulp van paddenstoelen.”
In alles wat Roua doet, staat de natuur centraal en dus blijft ze met haar laboratorium op zoek naar manieren om haar eigen verfmethode verder te ontwikkelen en te verbeteren.
Die verfmethode heeft haar wortels in Syrië, waar Roua vandaan komt. Daar keek ze als klein kind al toe hoe haar ene oma stoffen weefde en de andere textiel verfde met behulp van planten, insecten en stenen. “Ik was heel klein en herinner me nog dat ik met mijn oma door haar tuin liep. Ze gebruikte de natuurlijke pigmenten die daar groeiden voor alles. Ook voor het verven van haar haar bijvoorbeeld. Ik ben opgegroeid met die traditie en ik wist niet beter dan dat verven natuurlijk ging.”
Maar toen ze jaren later naar de kunstacademie in Syrië ging, zag ze dat ze daar voor alles synthetische textielverf gebruikten. “Ik dacht toen al terug aan mijn oma en haar methoden waar ik zulke warme herinneringen aan had. Later ben ik die methode gaan verfijnen door ook Indiase en Marokkaanse textielverftechnieken te leren. En, toen ik tien jaar geleden in Nederland kwam, ben ik ook hier naar verschillende hogescholen gegaan om alles te leren over natuurlijke textielverf en textiel om zo al die kennis te kunnen combineren.”
Roua ontdekte dat er niet alleen veel kennis over traditionele natuurlijke textielverfmethoden verloren was gegaan, maar dat er ook een gat zat tussen het ambachtelijk, kleinschalig en met de hand verven en het grootschalige synthetische verven van grote producties. “Dat gat wil ik dichten door traditionele methoden te updaten voor deze tijd door bijvoorbeeld gebruik te maken van moderne machines die voor synthetisch verven zijn gemaakt.”
Er bestaat ook een gat in kennis, merkte Roua. “Linnen, hennep, katoen en wol reageren allemaal anders op dezelde natuurlijke pigmenten. Bepaalde kleuren kunnen een stof bijvoorbeeld kapot maken, maar veel mensen weten dat niet. Daarom doe ik research: wat doet het verven, fixeren en wassen met de verschillende stoffen en hoe verschilt de kleur als je gebruik maakt van dezelfde textielverf maar een ander materiaal?” Zo weet ze welke textielverf je kan gebruiken voor beddengoed (dat vaak gewassen wordt), sportkleding (waar veel in gezweet wordt) of ‘gewone’ kleding die je overdag draagt en niet zo vaak gewassen hoeft te worden.
Aan de muur hangen eindeloze slingers met lapjes stof in verschillende kleuren en tinten waarmee ze dit allemaal getest heeft. “Deze zijn allemaal geverfd met walnoten met behulp van verschillende technieken en materialen. Dan krijg je een mooie oranje kleur of hier en oudroze daar, maar ook bruin en allerlei tinten beige,” laat ze zien. “En die zijn allemaal geverfd met brandnetel. Ik kan nu echt donkergroen maken daarmee: dit heb ik 150 keer gewassen, dus deze kleur kan prima voor beddengoed.” We kijken naar een slinger met allemaal laptjes in allerlei tinten roze. “Deze zijn allemaal geverfd met meekrap.”
In de vensterbank staan weckpotten waarin de natuurlijke pigmenten fermenteren. “Daarmee kan je de basis van de kleuren maken en heb je minder water nodig,” vertelt Roua. “Niet veel mensen doen wat ik doe,” vertelt ze. “De meesten die met traditionele natuurlijke verfmethoden werken, doen dat niet commercieel voor modemerken. Ik doe dat wel. Maar we hebben iedereen nodig om de kennis over natuurlijke textielverf te ontwikkelen. Ik geloof niet in concurrentie: we versterken elkaar en we leren van elkaar.”
Over vijf jaar wil Roua hét textielverflab van Europa zijn, waar alle kennis samenkomt en waar bedrijven en merken terecht kunnen om natuurlijke pigmenten te kopen voor textiel. “We hebben veel grond in Nederland die vergiftigd is door het gebruik van pesticiden. Daar kan je geen voedsel meer op verbouwen, maar je kan het wel gebruiken om indigo te verbouwen. Ik heb het getest: dat is niet gevaarlijk voor je huid. Je krijgt er geen uitslag van of zo. Je moet alleen niet iets eten dat van die grond komt.”
Meer informatie over Roua en de (soms gratis) workshops die ze geeft, vind je op haar website: Roua Atelier. En als bonus willen we je nog even attenderen op het feit dat we t/m 13 juli een korting van 15% mogen weggeven voor de gehele collectie van het duurzame modemerk New Optimist, waarvan een deel gekleurd is met de textielverf van Roua. Gebruik hiervoor de code HETKANWEL15.
Lees ook: New Optimist wil de kledingindustrie veranderen en opent fabriek in Amsterdam
Wyke Potjer is content manager van hetkanWEL. Ze heeft journalistiek gestudeerd en werkt sindsdien fulltime voor landelijke radio, televisie, print en online media. Ze is vegan, heeft geen auto, probeert plastic uit haar leven te bannen en biologisch te eten. Naast haar freelance bestaan als journalist geeft ze yogales (vinyasa en yin).