Wel of geen baby: dat is voor velen dé vraag in deze klimaateeuw

Baby’s. Een logisch onderdeel van het leven en voor velen de natuurlijke gang van zaken. Een roeping waarvoor onze lichamen zijn gemaakt en waarop ons gedrag (onbewust) is gericht. Maar in de huidige eeuw van klimaatverandering hebben ik en mijn generatiegenoten ook nieuwe overwegingen. Want hoe groot is de kans op gezonde nakomelingen met een klimaatcrisis? En hoe passen nóg meer westerse kinderen met een grote voetprint in de overleving van onze soort?

Survival of the fittest

Op school leerde ik natuurlijk al over survival of the fittest en Darwin’s evolutietheorie, die uiteenzet hoe wij mensen onszelf telkens zo hebben voortgeplant dat we sterker en slimmer werden. Bij schaarse grondstoffen of wisselende omstandigheden overleefden alleen die soortgenoten, die zich konden aanpassen. En met hen hun genen.

Tijdens mijn studie deed de evolutionaire psychologie daar een schepje bovenop door te onthullen hoe wij mensen compleet gericht zijn op het voortzetten van onze genen. De vrouw streeft naar een partner met gezonde, sterke genen (het liefst een brede kaaklijn als blijk van veel testosteron), die haar een grote kans geeft op een gezonde baby. We kunnen immers maar een gelimiteerd aantal baby’s op aarde brengen. De man daarentegen verspreidt idealiter zijn zaad bij zoveel mogelijk vruchtbare vrouwen, want daarmee vergroot hij zijn kans op een gezonde nakomeling, terwijl hij daar niet zoveel voor hoeft in te leveren. Onderzoeken tonen zelfs aan dat de vrouw tijdens haar ovulatie de ‘macho’ man opzoekt (met die brede kaaklijn) voor zijn genen, terwijl zij zich tijdens haar minder vruchtbare periode juist fijner voelt bij de lieve man – een potentiële babyverzorger.

Wel of geen baby?

Zo lieten Darwin en evolutionair psychologen mij inzien hoe het krijgen van baby’s eigenlijk bij uitstek egocentrisch is: wij mensen zijn voorgeprogrammeerd om zoveel mogelijk gezonde nakomelingen te produceren en daarmee onze genen voort te zetten, zodat de sterksten overleven. Egocentrisch, maar ook de aard van het menselijke beestje. Of verandert dat met de klimaatcrisis?

Een argument dat ik vaak hoor tégen een baby in de klimaateeuw, redeneert vanuit het oogpunt van de toekomstige generatie zelf: “Ik weet niet of ik wel kinderen op de aarde wil zetten met de huidige kennis over de toekomst”. Wellicht krijgen onze kinderen namelijk wel te maken met droogteconflicten, voedselschaarste, natuurrampen en al die andere zaken die uit het recente IPCC-rapport naar voren kwamen. Wil ik dat mijn kind wel aandoen?

Empathie voor het nageslacht

Als we redeneren vanuit het evolutionaire gedachtengoed, is deze overweging volstrekt onlogisch. Want zonder voortplanting hebben mijn genen sowieso geen kans op overleving. En misschien kan mijn baby nou juist de crisis oplossen, verminderen of overleven. Desalniettemin is dit eerste argument natuurlijk wel erg altruïstisch en empathisch voor het lot van je nakomeling(en): waarom iemand op de wereld zetten met een grote kans op een naar leven?

58,6 ton CO2 per jaar

Een ander sterk argument luidt dat een extra (westerse) baby klimaatverandering alleen maar nóg erger maakt: “Er zijn al zoveel kinderen op de wereld en dan zou ik er nóg eentje produceren die eet, poept, plast, autorijdt, vliegt, etc.” Vanuit de menselijke drive om te overleven, snijdt die overweging wel hout: een studie uit 2017 schatte de klimaatwinst van een voorkomen westers kind op circa 58,6 ton CO2 per jaar. Ter vergelijking: het leven zonder auto komt neer op 2,4 ton CO2-reductie per jaar. Het liefst willen de voorouders in mij mijn eigen Hollandse (en beetje Friese) genen voortzetten. Maar de klimaateeuw is zo’n extreem vooruitzicht dat ik, en wij allemaal samen, misschien beter kunnen kiezen voor het voortzetten van het menselijk volk in het algemeen. Zelfs als dat betekent dat we daardoor zelf een beetje minder overleven. Take one for the team, als het ware.

De nieuwe Greta Thunberg

Een krachtige overweging, maar tegelijkertijd een pessimistische. Want ja, de huidige westerse voetprint, waarin mijn baby geboren zou worden, is heel hoog. Tegelijkertijd zijn er veel vooruitstrevende plannen (o.a. gepresenteerd bij de Klimaattop) om onze wereld van de broeikasgassen af te helpen. En zelfs als dat niet snel genoeg gaat, ben je ook deels zelf verantwoordelijk voor een duurzame leefstijl van je baby: zoals vegetarische babyvoeding of herbruikbare luiers (deze dame probeerde haar baby’s voetprint zelfs 0 te houden en schreef er een boek over). Daarnaast leeft bij mij ook nog de vraag: wat nou als precies mijn baby de nieuwe Greta Thunberg blijkt te zijn?

Babywens opgeven voor het collectieve goed?

“Pas toen ik jou kreeg, snapte ik waar het leven om draaide.” Dit overtuigende, doch eenvoudige pro-babyargument van mijn moeder (voor deze beschouwing nemen we het maar even voor waarheid aan) kan ik tenslotte niet achterwege laten. Inderdaad, baby’s zijn bij uitstek egocentrisch, maar kunnen ook veel geluk brengen. Wil ik dat inleveren voor het collectieve goed? Of moet mijn generatie gewoon en masse adopteren (hoewel dat ook niet meer zo eenvoudig schijnt te zijn)?

Een ding is zeker: er zijn vele mitsen en maren, met betrekking tot die baby’s in de klimaateeuw. Gelukkig hebben we in Nederland tenminste een keuze, met de mogelijkheden voor anticonceptie en abortus (#baasineigenbuik). Ik ben er als voorgeprogrammeerde voortplanter voorlopig nog even niet uit (noch aan toe). Eerst maar eens zien wat die vooruitstrevende plannen in Glasgow zijn.

Over de schrijver