Mijn vingers gleden langs de tweedehands kledingstukken die zorgvuldig op kleur gesorteerd waren. Ik keek naar de merklabels, omdat ik ook tweedehands geen (ultra)fast fashion wil kopen. Ik kies liever voor iets van kwaliteit waar ik nog een behoorlijke tijd mee kan doen. En daar, half weggestopt, hing ineens een trui van de Belgische modeontwerper Dries van Noten.
De trui had zeker wat TLC (tender loving care) nodig. Zo kwam de katoenen vulling hier en daar uit het patchwork aan de voorkant van de trui, waardoor er behoorlijk wat pluis aan de trui hing.
Eenmaal thuis waste ik de trui zorgvuldig op een lage temperatuur, met een zo laag mogelijk toerental qua centrifugeren. Ik legde de trui op een handdoek te drogen en ging er daarna voorzichtig met een scheermesje overheen – gewoon zo een waar ik mijn benen ook mee scheer- om het pluis weg te halen. De trui was daarna zo goed als nieuw.


Mijn Dries van Noten in de tweedehands winkel en thuis aan het werk
Van dit soort zeldzame vondsten in tweedehands winkels krijg ik een veel groter dopamine-shot dan van het kopen van nieuwe kleding. Iets wat ik -met het grote tweedehands aanbod -eigenlijk nauwelijks nog doe, behalve dan bij schoenen.
Toch kopen we in Nederland gemiddeld 50 nieuwe kledingstukken per jaar. Dat is bijna een per week. En we gooien ongeveer 300 miljoen kilo kleding per jaar weg. Dat is 16,6 kilo per persoon per jaar. De helft hiervan verdwijnt in het huishoudelijk afval en wordt dus verbrand. De andere helft wordt ingezameld.
Van alle ingezamelde kleding is ongeveer de helft weer te dragen als tweedehands kledingstuk. Zo’n 30 jaar geleden was dat nog 70%, wat iets zegt over de kwaliteit van de kleding. Als iets razendsnel in elkaar gezet is, omdat het zo goedkoop mogelijk in de rekken moet hangen, is er niet heel veel tijd en aandacht voor kwaliteit.
Zo kocht ik laatst een handdoek bij de Ikea waar de zoom na een wasbeurt al in rafelranden uiteen hing. Dat staat dan weer een schril contrast met een trui van Mac & Maggie die ik op mijn 16e verjaardag kreeg en die er na al die jaren nog steeds prachtig uitziet. En dat komt niet omdat ik ‘m nauwelijks gedragen heb.



De andere helft van de ingezamelde kleding zou idealiter gerecycled moeten worden, maar omdat de kleding vaak uit meerdere materialen bestaat is dat technisch niet alleen lastig te realiseren, maar het is ook nog eens prijzig.
Daar komt bij dat het aandeel polyester (plastic, gemaakt van aardolie) in kleding alleen maar toeneemt. Dat is namelijk lekker goedkoop, maar polyester in kleding laat niet alleen bij elke wasbeurt (en trouwens ook tijdens het dragen) microplastics los. Het is ook nog eens heel lastig te recyclen.
Gerecyclede polyester in je kleding, waar steeds meer merken mee pronken, komt dan ook 9 van de 10 keer van PET-flessen. Is dat duurzaam? Nee. Waarom niet lees je hier. Maar kort gezegd: gerecycled materiaal in je kleding kan het beste van kleding komen. Nederland had vorig jaar de wereldprimeur met de opening van de eerste lokale textielfabriek, die kleding tot kleding recyclet.
Ik realiseer me dat het plaatje wat ik hier schets niet echt een is om vrolijk van te worden. En de vraag die altijd weer naar boven komt is: wat moeten wij hier als consument mee? Kun je wel van ons vragen om de verantwoordelijkheid voor de vervuilende textielindustrie op ons te nemen door minder te kopen?
Nederland telt 13.000 fysieke modewinkels en 24.000 webshops rekent het Human tv-programma Wat houdt ons tegen me deze week voor. Zie de verleiding dan maar eens te weerstaan. Helemaal als je bedenkt dat er bij elke koop een behoorlijke shot dopamine vrij komt waar je heel blij van wordt.
Maar, we worden nog blijer als we minder kopen. Dat shot dopamine is namelijk vaak maar van korte duur. Bovendien kopen we vaak zoveel dat we amper nog weten wat er in onze kast hangt, laat staan dat je er gelukkig van wordt én blijft. Terwijl ik van de Dries van Noten trui, die ik tijdens mijn vakantie in een tweedehands zaakje voor weinig vond, veel langer blij zal blijven.



Kan je dan helemaal nooit meer iets nieuws kopen? Jawel. Volgens de berekeningen van het gerenomeerde Hot or Cold Institute uit Berlijn kan je 5 nieuwe kledingstukken per jaar kopen als je binnen de grenzen van onze planeet wil blijven. Vijf. Geen vijftig.
Als je dat in je achterhoofd houdt, ga je ineens heel anders shoppen. Veel zorgvuldiger. Met de vraag waar het uiteindelijk allemaal om draait: wil ik dit echt, echt, echt hebben? En ga ik het minimaal 30 keer dragen? Ja? Koop het dan vooral. Liefst wel van een duurzaam merk natuurlijk en gemaakt van natuurlijke materialen. En dan kan je daarna nog volop schat zoeken in tweedehands zaken.
Denk je dat dit haalbaar is? Maximaal 5 nieuwe kledingitems per jaar kopen? Laat je antwoord hieronder achter in de comments.
Wyke Potjer is content manager van hetkanWEL. Ze heeft journalistiek gestudeerd en werkt sindsdien fulltime voor landelijke radio, televisie, print en online media. Ze is vegan, heeft geen auto, probeert plastic uit haar leven te bannen en biologisch te eten. Naast haar freelance bestaan als journalist geeft ze yogales (vinyasa en yin).
Vijf kledingstukken lijkt mij wel heel weinig, vijftig erg veel